Hinsichtlich Teil b) der ersten präjudiziellen Frage beanstande der Kassationskläger, Mitglied des Auditorats beim Staatsrat, die besondere Regelung des Vorrechts der Gerichtsbarkeit, die auf ihn als solche aus den in A.1.3 dargelegten Gründen anwendbar sei. Zusätzlich müsse bemerkt werden, dass das Gesetz vom 15. April 1958 in Artikel 479 des Strafprozessgesetzbuches die Mitglieder des Auditorats hinzugefügt habe.
Wat onderdeel b) van de eerste prejudiciële vraag betreft, betwist de eiser in cassatie, lid van het auditoraat bij de Raad van State, het bijzondere stelsel van het voorrecht van rechtsmacht dat op hem als zodanig van toepassing is om de redenen uiteengezet in A.1.3. Bijkomend moet worden opgemerkt dat de wet van 15 april 1958 aan artikel 479 van het Wetboek van Strafvordering de leden van het auditoraat heeft toegevoegd.