66. erachtet es für den Aufbau des RFSR als notwendig, dass der Entwurf eines Verfassungsvertrags angenommen wird, namentlich mit Blick auf folgende Hauptaspekte: i) Aufnahme der Charta der Grundrechte der EU in den Verfassungsvertrag, um die Achtung der Grundrechte in allen Tätigkeitsbereichen der EU sicherzustellen; ii) Abschaffung der Pfeilerstruktur; iii) Ausweitung der Beschlussfassung mit qualifizierter Mehrheit und in einem System der Mitentscheidung zusammen mit dem Europäischen Parlament als unverzichtbarem Element der Stärkung der demokratischen Legitimation der Beschlüsse, die im Bereich des RFSR so viele und so einschneidende Auswirkungen auf das Leben und die Rechte der Bürger haben; iv) Stärkung des Initiativrechts der Komm
...[+++]ission, wobei das Recht der Mitgliedstaaten in den Bereichen polizeiliche und justizielle Zusammenarbeit in Strafsachen unangetastet bleibt66. is van mening dat het voor de ontwikkeling van de RVVR noodzakelijk is dat het ontwerp van een grondwet voor Europa wordt aangenomen, met name de volgende hoofdpunten: (i) opneming van het Handvest van de grondrechten in de tekst van het Verdrag betreffende een grondwet zodat dit handvest op alle werkterreinen van de Unie wordt nageleefd; (ii) afschaffing van de pijlerstructuur; (iii) besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen in co-decisie met het Europees Parlement, zodat de democratische legitimiteit van de besluitvorming wordt versterkt die op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zo vele en zo gevoelige gevolgen heeft voor het leven en de rechten van de burgers; (iv) versterkin
...[+++]g van het initiatiefrecht van de Commissie onverminderd dat van de lidstaten op gebieden van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken; (v) uitbreiding van de communautaire methode tot de justitiële en politiële samenwerking in strafzaken met als gevolg een doeltreffender en democratischer besluitvorming op dit gebied; (vi) invoering van een Europese officier van justitie voor de bestrijding van fraude ten koste van de Gemeenschap en andere ernstige grensoverschrijdende delicten; (vii) versterking van de rol en participatie van de nationale parlementen, met name bij het toezicht op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel, de wederzijdse beoordeling van de uitvoering van het beleid van de Unie en de parlementaire controle op Europol en Eurojust; (viii) uitbreiding van de bevoegdheden van het Hof van Justitie; (ix) verduidelijking en nadere omschrijving van het grondrechtenstelsel van de Europese Unie, mede in verband met het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (Rome, 4 november 1950); 
