Der Hof wird zur Vereinbarkeit des Gesetzes vom 22. April 1999 über die Berufe im Buchführungs- und Steuerwesen, insgesamt gesehen beziehungsweise dessen Artikel 3, 4, 5, 19, 28, 31, 38 und 39, mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung b
efragt, dahingehend ausgelegt, dass einem Beamten des Föderalen Öffentlichen Dienstes Finanzen (nachstehend: FÖD Finanzen) nicht di
e Eigenschaft eines Steuerberaters zuerkannt werden kann, selbst wenn er die Bedingungen von Artikel 19 dieses Gesetzes oder die durch den König aufgru
...[+++]nd von Artikel 60 § 1 dieses Gesetzes festgelegten Zugangsbedingungen erfüllt.
Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, in haar geheel genomen dan wel de artikelen 3, 4, 5, 19, 28, 31, 38 en 39 ervan, aldus geïnterpreteerd dat een ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën (hierna : FOD Financiën) niet de hoedanigheid van belastingconsulent kan worden verleend, niettegenstaande hij voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 19 van die wet of aan de door de Koning op grond van artikel 60, § 1, van die wet bepaalde toegangsvoorwaarden.