(6) Besteht zwischen der EUStA und den nationalen Strafverfolgungsbehörden Uneinigkeit darüber, ob die strafbare Handlung in den Anwendungsbereich der Artikel 22 Absätze 2 oder 3 oder Artikel 25 Absätze 2 oder 3 fällt, so liegt die Entscheidung darüber, wer für das Ermittlungsverfahren im betreffenden
Fall zuständig sein soll, bei den nationalen Behörden, die für die Verteilung
der Strafverfolgungszuständigkeiten auf nationaler Ebene zuständig sind. Die Mitgliedstaaten bestimmen die nationale
...[+++]Behörde, die über die Zuständigkeitsverteilung entscheidet.
6. Indien het EOM en de nationale strafvervolgingsinstanties van mening verschillen over de vraag of de strafbare gedraging onder artikel 22, lid 2, artikel 22, lid 3, of artikel 25, lid 3, valt, beslissen de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor de toewijzing van de strafvervolgingsbevoegdheid op nationaal niveau, wie voor het onderzoek van de zaak bevoegd zal zijn. De lidstaten vermelden welke nationale autoriteit zal beslissen over de toewijzing van bevoegdheid.