Im Wortlaut der Frage und in der Begründung der Verweisungsentscheidung ist nicht präzisiert, auf welche Weise gegen andere Artikel von Titel II der Verfassung als die Artikel 10 und 11 durch Artikel 2277bis des Zivilgesetzbuches verstossen werden könnte; die präjudizielle Frage ist folglich nur zulässig, insofern sie sich auf einen Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung bezieht.
De bewoordingen van de vraag en de motieven van de verwijzingsbeslissing preciseren niet op welke wijze andere artikelen van titel II van de Grondwet dan de artikelen 10 en 11 zouden kunnen worden geschonden door artikel 2277bis van het Burgerlijk Wetboek; de prejudiciële vraag is bijgevolg slechts ontvankelijk in zoverre daarin een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wordt beoogd.