Für die Erhebung einer Klage vor dem Gericht muss eine Partei im Sinne von Artikel 19 Absatz 3 der Satzung des Gerichtshofes, der gemäß Artikel 53 Absatz 1 dieser Satzung auch für das Gericht gilt, die Dienste eines Dritten in Anspruch nehmen, der berechtigt ist, vor einem Gericht eines Mitgliedstaats oder eines Vertragsstaats des Abkommens über den Europäischen Wirtschaftsraum aufzutreten; anderenfalls ist die Klage unzulässig.
Een „partij” in de zin van artikel 19, derde alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie, dat krachtens artikel 53, eerste alinea, van dit Statuut van toepassing is op het Gerecht, dient, voor het instellen van beroep bij het Gerecht, op straffe van niet-ontvankelijkheid gebruik te maken van de diensten van een derde, die bevoegd is om op te treden voor de rechterlijke instanties van een lidstaat of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.