Aus diesem in B.4 zitierten Urteil geht hervor, dass das Recht, eine bestimmten Sprachkenntnis zu verlangen je nach der Art der Arbeit, nicht die Freizügigkeit der Arbeitnehmer beeinträchtigen darf und nicht zu einer Diskriminierung von Bürgern anderer Mitgliedstaaten führen darf:
Uit dat in B.4 aangehaalde arrest blijkt dat het recht om een bepaalde taalkennis te eisen naar gelang van de aard van de arbeid, geen afbreuk mag doen aan het vrije verkeer van werknemers en niet mag leiden tot een discriminatie van onderdanen van andere lidstaten :