Folglich hat der Gesetzgeber dadurch, dass er dem Minister der Finanzen oder der Steuerverwaltung die Zuständigkeit übertragen hat, die in Artikel 42 § 3 Absatz 1 Nrn. 1 und 3 des Mehrwertsteuergesetzbuches vorgesehenen Grenzen und Bedingungen der Befreiungen zu bestimmen, nicht das durch die Artikel 170 § 1 und 172 Absatz 2 der Verfassung gewährleistete Legalitätsprinzip in Steuersachen verletzt.
Hieruit vloeit voort dat de wetgever, door aan de minister van Financiën of de belastingadministratie de bevoegdheid te delegeren om de perken en voorwaarden van de vrijstellingen van artikel 42, § 3, eerste lid, 1° en 3°, van het BTW-Wetboek te bepalen, geen afbreuk heeft gedaan aan het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken, zoals gewaarborgd bij de artikelen 170, § 1, en 172, tweede lid, van de Grondwet.