Weder aus der Vorabentscheidungsfrage, noch aus der Begründung der Vorlageentscheidun
g wird ersichtlich, inwiefern die fraglichen Bestimmungen insofern, als sie dem Präsidenten des Arbeitsgerichts die Zuständigkeit erteilen, über Klagen in Bezug auf Gewalt oder moralische oder sexuelle Belästigung am Arbeit
splatz zu befinden, gegen die Artikel 10, 11, 23 und 27
der Verfassung, an sich oder in Verbindung ...[+++]mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, verstoßen würden.Noch uit de prejudiciële vraag, noch uit de motieven van de verwijz
ingsbeschikking kan worden afgeleid op welke wijze de in het geding zijnde bepalingen, in zoverre zij aan de voorzitter van de arbeidsrecht
bank de bevoegdheid geven om kennis te nemen van de vorderingen inzake geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, de artikelen 10, 11, 23 en 27 van
de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van
...[+++] het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, zouden schenden.