Daraus ergibt sich, dass die in den Rechtssachen Nrn. 4235 und 4236 gestellte präjudizielle Frage, insofern sie sich auf die Vereinbarkeit von Artikel 39 des Gesetzes vom 3. Juli 1978 und von Artikel 103 des Sanierungsgesetzes vom 22. Januar 1985 zur Festlegung sozialer Bestimmungen mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung bezieht, keiner Antwort bedarf.
Daaruit vloeit voort dat, in zoverre zij de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 en van artikel 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen beoogt, de in de zaken nrs. 4235 en 4236 gestelde vraag geen antwoord behoeft.