(3) Der in den Absätzen 1 und 2 genannte Prozentsatz der jährlichen nationalen Obergrenze kann bei Mitgliedstaaten, die beschließen, mindestens 2 % ihrer in Anhang II festgelegten jährlichen nationalen Obergrenze für die Stützung der Erzeugung von Eiweißpflanzen nach dem vorliegenden Kapitel zu verwenden, um bis zu 2 Prozentpunkte angehoben werden.
3. De percentages van het in de leden 1 en 2 bedoelde jaarlijkse nationale maximum kunnen met ten hoogste twee procentpunten worden verhoogd voor de lidstaten die besluiten om minstens 2 % van hun in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken om krachtens dit hoofdstuk de productie van eiwithoudende gewassen te bevorderen.