Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «gegen sie erhobene strafrechtliche anklage » (Allemand → Néerlandais) :

Jedermann hat Anspruch darauf, dass über eine gegen ihn erhobene strafrechtliche Anklage oder seine zivilrechtlichen Ansprüche und Verpflichtungen durch ein zuständiges, unabhängiges, unparteiisches und auf Gesetz beruhendes Gericht in billiger Weise und öffentlich verhandelt wird.

Bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging, of het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen in een rechtsgeding, heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke instantie.


Jedermann hat Anspruch darauf, dass über eine gegen ihn erhobene strafrechtliche Anklage oder seine zivilrechtlichen Ansprüche und Verpflichtungen durch ein zuständiges, unabhängiges, unparteiisches und auf Gesetz beruhendes Gericht in billiger Weise und öffentlich verhandelt wird.

Bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging, of het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen in een rechtsgeding, heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke instantie.


(4) Jede überstellte Person hat ein Recht darauf, dass über eine gegen sie erhobene strafrechtliche Anklage von einem zuständigen, unabhängigen und unparteiischen, auf Gesetz beruhenden Gericht in einem fairen Verfahren öffentlich verhandelt wird.

4. Bij de vaststelling van de aanklacht jegens hem heeft iedere overgedragen persoon recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een bij de wet ingestelde bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige rechtbank.


Die erste Vorabentscheidungsfrage, in der ein Verstoß gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit dem durch Artikel 6 Absatz 3 Buchstabe c) der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleisteten Grundrecht, sich gegen eine strafrechtliche Anklage zu verteidigen, geltend gemacht wird, ist zulässig.

De eerste prejudiciële vraag, die een schending vermeldt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het grondrecht om zich te verdedigen tegen een strafvervolging, dat is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, is ontvankelijk.


Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass das Fehlen der Übernahme der Kosten und Honorare des Ad-hoc-Bevollmächtigten im Falle der Zahlungsunfähigkeit der juristischen Person, die er vertritt, nicht mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit dem durch Artikel 6 Absatz 3 Buchstabe c) der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleisteten Recht, sich vor Gericht gegen eine strafrechtliche Anklage zu verteidigen, vereinbar ist.

Uit het voorgaande volgt dat de ontstentenis van tenlasteneming van de kosten en erelonen van de lasthebber ad hoc, in geval van insolvabiliteit van de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht om zich in rechte te verdedigen tegen een strafvervolging, dat is gewaarborgd bij artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.


- beschließt, dass die Nichtigkeitsklage insofern, als sie gegen die Artikel 21quinquiesvicies § 3 und 21sexiesvicies § 3 und § 5 Absätze 2 und 3 des königlichen Erlasses Nr. 78 vom 10. November 1967 über die Ausübung der Gesundheitspflegeberufe, eingefügt durch die Artikel 14 und 15 des Gesetzes vom 4. April 2014 « zur Regelung der Berufe der geistigen Gesundheitspflege und zur Abänderung des Königlichen Erlasses Nr. 78 vom 10. November 1967 über die Ausübung der Gesundheitspflegeberufe » (nunmehr die Artikel 68/2 § 3 und 68/3 § 3 und § 5 Absätze 2 und 3 des koordinierten Gesetzes über die Ausübung der Gesundheitspflegeberufe) gerich ...[+++]

- beslist dat het beroep tot vernietiging, in zoverre het is gericht tegen de artikelen 21quinquiesvicies, § 3, en 21sexiesvicies, § 3 en § 5, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, zoals ingevoegd bij de artikelen 14 en 15 van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (thans de artikelen 68/2, § 3, en 68/3, § 3 en § 5, tweede en derde lid, van de gecoördineerde wet betreffende ...[+++]


1. « Verstoßen Artikel 2bis des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches und die Artikel 508/1 und 508/13 des Gerichtsgesetzbuches insofern, als der erstgenannte Artikel die Gerichtshöfe und Gerichte dazu verpflichtet, einen Ad-hoc-Bevollmächtigten zu bestimmen, sobald eine juristische Person und die Person, die befugt ist, die juristische Person zu vertreten, wegen derselben oder wegen zusammenhängender Taten verfolgt werden, und die letztgenannten Artikel der strafrechtlich verfolgten juristischen Person keine Beteiligung de ...[+++]

1. « Schenden de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, in zoverre, wat het eerstgenoemde artikel betreft, het de hoven en rechtbanken verplicht om over te gaan tot de aanwijzing van een lasthebber ad hoc vanaf het ogenblik dat een rechtspersoon en degene die bevoegd is om hem te vertegenwoordigen worden vervolgd wegens dezelfde of samenhangende feiten en, wat de volgende artikelen betreft, in zoverre zij een ...[+++]


Aus der Darlegung des ersten Klagegrunds geht hervor, dass der Gerichtshof zunächst gebeten wird, sich zur Vereinbarkeit von Artikel 20 § 1 des Dekrets vom 22. Dezember 2010 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention zu äussern, insofern die angefochtene Bestimmung dadurch, dass sie es einer mit einer administrativen Geldbusse im Sinne dieser Dekretsbestimmung bestraften Person nicht ermögliche, bei einem ordentlichen Gericht eine Beschwerde gegen die administrative ...[+++]

Uit de uiteenzetting van het eerste middel blijkt dat het Hof eerst wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van artikel 20, § 1, van het decreet van 22 december 2010 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepaling, door de persoon die wordt bestraft met een administratieve geldboete waarin is voorzien bij die decreetsbepaling, niet toe te laten bij een rechtbank van de rechterlijke macht een beroep in te stellen tegen de admini ...[+++]


2.3. Ohne das der Hof zu prüfen hat, ob Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention auf das in Kapitel II von Titel V des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof vorgesehene Vorverfahren anwendbar ist, stellt er fest, das der von der klagenden Partei dem Hof vorgelegte Streitfall sich weder auf zivilrechtliche Ansprüche und Verpflichtungen, noch auf die Entscheidung über die Stichhaltigkeit einer gegen sie erhobenen strafrechtlichen Anklage bezieht.

2.3. Zonder te moeten nagaan of artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens toepasselijk is op de voorafgaande rechtspleging waarin hoofdstuk II van titel V van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof voorziet, stelt het Hof vast dat het door de verzoekende partij aan het Hof voorgelegde geschil geen betrekking heeft op burgerlijke rechten en verplichtingen noch op het bepalen van de gegrondheid van een tegen haar ingestelde strafvervolging.


2.3. Ohne dass der Hof zu prüfen hat, ob Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention auf das in Kapitel II von Titel V des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof vorgesehene Vorverfahren anwendbar ist, stellt er fest, dass der von der Klägerin dem Hof vorgelegte Streitfall sich weder auf zivilrechtliche Ansprüche und Verpflichtungen, noch auf die Entscheidung über die Stichhaltigkeit einer gegen sie erhobenen strafrechtlichen Anklage bezieht.

2.3. Zonder dat het Hof dient na te gaan of artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens toepasselijk is op de voorafgaande rechtspleging waarin hoofdstuk II van titel V van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof voorziet, stelt het Hof vast dat het door de verzoekster aan het Hof voorgelegde geschil geen betrekking heeft op burgerlijke rechten en verplichtingen noch op het bepalen van de gegrondheid van een tegen haar ingestelde strafvervolging.


w