Nunmehr fragt der vorlegende Richter, ob der fragliche Artikel 146 Absatz 4 mit dem Legalitätsprinzip in Strafsachen und mit dem Grundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung vereinbar sei, wenn diese Bestimmung in Verbindung mit Artikel 145bis desselben Raumordnungsdekrets 1999 und mit Bestimmungen von drei in der präjudiziellen Frage erwähnten Erlassen der Flämischen Regierung gelesen werde.
Thans vraagt de verwijzende rechter of het in het geding zijnde artikel 146, vierde lid, bestaanbaar is met het wettigheidsbeginsel in strafzaken en met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, indien die bepaling in samenhang wordt gelezen met artikel 145bis van hetzelfde decreet ruimtelijke ordening 1999 en met bepalingen van drie in de prejudiciële vraag vermelde besluiten van de Vlaamse Regering.