(3) Wenn ein Forscher im Einklang mit Artikel 28 oder 29 in einen zweiten Mitgliedstaat umzieht, sind Familienangehörige, die über eine gemäß Artikel 26 erteilte Aufenthaltserlaubnis verfügen, berechtigt, ihn im Rahmen der Mobilität des Forschers unter den Bedingungen gemäß Artikel 30 zu begleiten.
3. Indien een onderzoeker overeenkomstig artikel 28 of 29 ter naar een tweede lidstaat verhuist, wordt gezinsleden die houder zijn van een verblijfsvergunning die overeenkomstig artikel 26 is afgegeven, toegestaan de onderzoeker te vergezellen in het kader van zijn mobiliteit onder de voorwaarden van artikel 30.