68. unterstreicht, dass die starken Bindungen mit der Zivilgesellschaft sowohl in den Ländern des „Arabischen Frühlings“ als auch in den Ländern der Östlichen Partnerschaft, die unter anderem durch Austauschprogramme, durch Praktika in EU-Organen und in Institutionen der EU-Mitgliedstaaten sowie durch Stipendien an europäischen Universitäten gefördert wurden, unabdingbar für die zukünftige Entwicklung und Konsolidierung der Demokratie in diesen Ländern sind;
68. onderstreept dat nauwe banden met het maatschappelijk middenveld in de landen van de Arabische lente en van het Oostelijk Partnerschap, die onder meer worden bevorderd door uitwisselingprogramma's, stages in instellingen van de EU en EU-lidstaten en beurzen aan Europese universiteiten, onontbeerlijk zijn voor de toekomstige ontwikkeling en consolidatie van de democratie in deze landen;