Vertaling van "darstellt weist zudem " (Duits → Nederlands) :

10. verurteilt die in gigantischem Ausmaß erfolgte systematische und pauschale Erfassung der personenbezogenen, oft auch intimen persönlichen Daten unschuldiger Menschen; betont, dass der Einsatz von Systemen für die willkürliche Massenüberwachung durch die Geheimdienste einen schwerwiegenden Eingriff in die Grundrechte der Bürger darstellt; hebt hervor, dass das Recht auf Achtung der Privatsphäre kein Luxus ist, sondern einen Grundpfeiler der freien und demokratischen Gesellschaft darstellt; weist zudem auf die möglicherweise gravierenden Auswirkungen der Massenüberwachung auf die Pressefreiheit, die Gedankenfreiheit, das Recht auf freie Meinungsäußerung und auf die Versammlungs- und Vereinigungsfreiheit hin sowie darauf, dass sie ein erhebliches Potenzial für den Missbrauch von Informationen birgt, da die gesammelten Daten gegen politische Feinde eingesetzt werden könnten; betont, dass die beschriebenen Massenüberwachungsmaßnahmen auch illegale Handlungen seitens der Geheimdienste einschließen und Fragen bezüglich der extraterritorialen Wirkung nationaler Gesetze aufwerfen;
10. veroordeelt de grootschalige, stelselmatige, allesomvattende verzameling van persoonsgegevens van onschuldige mensen, waaronder vaak intieme persoonlijke informatie; benadrukt dat de systemen voor grootschalige en willekeurige observatie door inlichtingendiensten een ernstige inbreuk op de grondrechten van de burgers vormen; onderstreept dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geen luxerecht is, maar het fundament vormt van een vrije en democratische samenleving; wijst er bovendien op dat grootschalige observatie ernstige potentiële gevolgen kan hebben voor de persvrijheid, de vrijheid van denken en de vrijheid van meningsuiting alsook de vrijheid van vergadering en vereniging, en een aanzienlijk potentieel risico vormt voor misbruik van de verzamelde informatie voor het tegenwerken van politieke tegenstanders; benadrukt dat deze grootschalige observatie- en afluisteractiviteiten illegaal handelen door inlichtingendiensten impliceren en vragen opwerpen over de extraterritoriale werking van nationale wetten;

24. begrüßt die unlängst erfolgte Feststellung des Rates, dass das Assoziierungsabkommen einschließlich einer vertieften und umfassenden Freihandelszone nicht das endgültige Ziel der Zusammenarbeit zwischen der EU und der Ukraine darstellt; weist darauf hin, dass die EU bereit ist, das Assoziierungsabkommen einschließlich einer vertieften und umfassenden Freihandelszone zu unterzeichnen, sobald die aktuelle politische Krise gelöst und die neue ukrainische Regierung für eine ernsthafte europäische Perspektive bereit ist; betont zudem, dass sich Artikel 49 EVU auf alle europäischen Staaten bezieht, einschließlich der Ukraine, die beantragen können, Mitglied der Union zu werden – unter der Voraussetzung, dass sie sich an die Grundsätze der Demokratie halten, die Grundfreiheiten, die Menschen- und die Minderheitenrechte achten und die Rechtstaatlichkeit sicherstellen;
24. is tevreden met de recente erkenning door de Raad van het feit dat de associatieovereenkomst, met inbegrip van een overeenkomst voor een vergaande en alomvattende vrijhandelsruimte, niet het einddoel is van de samenwerking tussen de EU en Oekraïne; wijst erop dat de EU klaar staat om de associatieovereenkomst/de overeenkomst voor een vergaande en alomvattende vrijhandelsruimte te ondertekenen zodra de huidige politieke crisis is opgelost en de nieuwe Oekraïense autoriteiten gereed zijn voor een diepgaand Europees perspectief; benadrukt voorts dat artikel 49 VEU van toepassing is op alle Europese landen, met inbegrip van Oekraïne, en dat zij zich kandidaat kunnen stellen voor lidmaatschap van de Europese Unie, mits zij de democratische beginselen in acht nemen, de fundamentele vrijheden, de mensenrechten en de rechten van minderheden eerbiedigen en het functioneren van de rechtsstaat garanderen;

2. betont den Mangel an spezialisiertem finanziellem und juristischem Fachwissen bei einem Großteil der KMU, was ihnen den Zugang zu Finanzmitteln erschwert; weist ferner darauf hin, dass sich die Auslegung der europäischen Gesetzgebung oft schwierig gestaltet und aus der Sicht von KMU häufig ein bürokratisches Hemmnis darstellt, was zudem Auswirkungen auf ihren Zugang zu Finanzmitteln hat;
2. onderstreept het gebrek aan gespecialiseerde financiële en juridische kennis waarmee het overgrote deel van de kmo's te kampen heeft, hetgeen hun toegang tot kapitaal bemoeilijkt; wijst er bovendien op dat de kmo's de Europese wetgeving vaak als administratieve last ervaren en moeite met de interpretatie hebben, hetgeen eveneens hun toegang tot kapitaal beïnvloedt;

6. betont, dass Freiwilligenarbeit – obwohl sie eine wichtige Ressource in unserer Wirtschaft und Gesellschaft darstellt – nicht als Alternative oder Ersatz für reguläre, bezahlte Arbeit angesehen werden darf und den Regierungen keinesfalls als Vorwand dienen darf, um ihre sozialen Verpflichtungen zu vernachlässigen; empfindet, dass dieser Aspekt besonders im Pflegebereich hervorgehoben werden sollte, wo das Volumen der Freiwilligenarbeit weiterhin zunimmt; weist zudem darauf hin, dass die Förderung der Freiwilligentätigkeit zum Erwerb, zur Entwicklung und zum Erhalt von Fähigkeiten nicht dazu führen darf, dass die Freiwilligentätigkeit zu einer zwingenden Voraussetzung wird, weil dies deren grundlegenden Charakter widersprechen würde;
6. benadrukt dat vrijwilligerswerk – hoewel het een belangrijke hulpbron is in onze economie en maatschappij – gewoon betaald werk niet mag vervangen en in geen geval door regeringen mag worden aangegrepen om hun sociale verplichtingen niet na te komen; is van mening dat dit aspect in het bijzonder moet worden benadrukt voor de zorgsector, waar steeds meer vrijwilligerswerk wordt verricht; wijst er verder op dat het bevorderen van vrijwilligerswerk om vaardigheden te verwerven, te ontwikkelen of te onderhouden er niet toe mag leiden dat vrijwilligerswerk een verplichting wordt, aangezien dat de wezenlijke aard van het vrijwilligerswerk zou ondermijnen;

23. weist darauf hin, dass die Kommission im Jahr 2011 64 begründete Stellungnahmen im Sinne des Protokolls (Nr. 2) über die Anwendung der Grundsätze der Subsidiarität und der Verhältnismäßigkeit erhalten hat, was einen erheblichen Anstieg im Vergleich zum Jahr 2010 darstellt; stellt jedoch fest, dass diese 64 begründeten Stellungnahmen nur ca. 10 % der insgesamt 622 Stellungnahmen von einzelstaatlichen Parlamenten darstellen, die im Jahr 2011 im Rahmen des entsprechenden politischen Dialogs bei der Kommission eingingen; verweist zudem auf die Tatsache, dass kein Kommissionsvorschlag eine ausreichende Anzahl begründeter Stellungnahmen erhalten hat, um die Verfahren der „gelben“ oder der „orangefarbenen Karte“ nach diesem Protokoll auszulösen; stellt jedoch fest, dass am 22. Mai 2012 einem Vorschlag der Kommission (Vorschlag für eine Verordnung über die Ausübung des Rechts auf Durchführung kollektiver Maßnahmen im Kontext der Niederlassungs- und der Dienstleistungsfreiheit, die sogenannte Monti-II-Verordnung) erstmalig eine „gelbe Karte“ erteilt wurde; betont, dass die Kommission den Vorschlag nicht deshalb zurückgezogen hat, weil sie der Auffassung war, dass gegen den Grundsatz der Subsidiarität verstoßen wurde, sondern weil sie festgestellt hat, dass der Vorschlag im Parlament und im Rat nur schwer die für seine Annahme notwendige politische Unterstützung erhalten hätte;
23. benadrukt dat in 2011 de Commissie 64 gemotiveerde adviezen heeft ontvangen in de zin van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, wat een aanzienlijke toename is in vergelijking met 2010; stelt echter vast dat die 64 gemotiveerde adviezen slechts 10% van de in het totaal 622 adviezen uitmaken die in het kader van de betreffende politieke dialoog door de nationale parlementen in 2011 naar de Commissie werden gezonden; vestigt voorts de aandacht op het feit dat er voor geen enkel Commissievoorstel voldoende gemotiveerde adviezen werden ontvangen om de „gele of oranje kaart”-procedures krachtens het Protocol in werking te doen treden; stelt daarentegen vast dat op 22 mei 2012 voor het eerst een „gele kaart” is getrokken voor een voorstel van de Commissie (voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de uitoefening van het recht om collectieve actie te voeren in de context van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting, „Monti II”); onderstreept dat de Commissie het voorstel ingetrokken heeft niet omdat zij van mening was dat inbreuk was gemaakt op het subsidiariteitbeginsel, maar omdat zij vaststelde dat het onwaarschijnlijk was dat het voorstel binnen het Parlement en de Raad de nodige politieke steun zou krijgen om te kunnen worden aangenomen;

Zudem weist der Gerichtshof darauf hin, dass der PACS zu dem für diese Rechtssache maßgeblichen Zeitpunkt die einzige Möglichkeit darstellte, die das französische Recht gleichgeschlechtlichen Paaren bot, um ihrer Partnerschaft einen festen rechtlichen Status zu verleihen, der Dritten entgegengehalten werden kann.
Bovendien herinnert het Hof eraan dat het samenlevingscontract, ten tijde van de feiten van deze zaak, de enige mogelijkheid was die het Franse recht aan koppels van hetzelfde geslacht bood om aan hun partnerschap een rechtspositie te geven die zeker was en aan derden kon worden tegengeworpen.