Daraus geht hervor, dass nur die letzten Wörter von Artikel 90 Nr. 1 des EStGB 1992 in Frage gestellt werden, insofern dadurch gelegentliche Gewinne oder Profite, die sich aus « Verrichtungen in Bezug auf die normale Verwaltung eines aus unbeweglichen Gütern, Wertpapieren im Portefeuille und beweglichen Sachen bestehenden Privatvermögens » ergeben, von der Veranlagung als verschiedene Einkünfte befreit würden.
Daaruit vloeit voort dat enkel de laatste woorden van artikel 90, 1°, van het WIB 1992 in het geding zijn, in zoverre occasionele winst of baten die voortkomen uit « normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen », daarin van de belasting als diverse inkomsten worden vrijgesteld.