Vertaling van "anschuldigungen verurteilt wurde " (Duits → Nederlands) :

8. ist besorgt über die Lage von Sam Rainsy, dem Gründer der Sam-Rainsy-Partei, der aufgrund von wohl politisch motivierten Anschuldigungen verurteilt wurde; legt der kambodschanischen Regierung und den Oppositionsparteien nahe, auf eine Versöhnung hinzuarbeiten, damit die Opposition eine wichtige Rolle in der kambodschanischen Politik und bei den nächsten Wahlen spielen kann, um so dem Wahlprozess Glaubwürdigkeit zu verleihen;
8. is bezorgd over de situatie van Sam Rainsy, leider van de Sam Rainsy-partij, die is veroordeeld op basis van beschuldigingen die naar verluid politiek gemotiveerd zijn; dringt er bij de regering van Cambodja en de oppositiepartijen op aan werk te maken van verzoening, zodat de oppositie zijn rol volledig kan vervullen in de Cambodjaanse politiek en bij de komende verkiezingen, om zo het verkiezingsproces geloofwaardig te maken;

Zu diesen Werten hat sich auch Graf János Eszterházy, ein slowakisch-ungarischer Politiker, bekannt, der im Jahr 1947 von den Kommunisten auf der Grundlage erfundener Anschuldigungen verurteilt wurde und im Jahr 1957 im Gefängnis Mírov den Märtyrertod starb.
Dit gold ook voor de Slowaaks-Hongaarse politicus graaf János Eszterházy, die in 1947 door de communisten op basis van valse beschuldigingen werd veroordeeld en in 1957 de marteldood stierf in de gevangenis van Mírov.

H. in der Erwägung, dass Ngwe Soe Lin am 28. Januar 2010 zu 13 Jahren Haft verurteilt wurde, weil er für die ausländische Nachrichtenagentur Democratic Voice of Burma tätig war, und Hla Hla Win am 30. Dezember 2009 aufgrund vergleichbarer Anschuldigungen zu 27 Jahren Haft verurteilt wurde,
H. overwegende dat op 28 januari 2010 Ngwe Soe Lin tot 13 jaar gevangenisstraf veroordeeld is wegens zijn medewerking aan het buitenlands nieuwsagentschap Voice of Burma, terwijl op 30 december 2009 Hla Hla Win op gelijkaardige beschuldigingen tot 27 jaar gevangenis veroordeeld is,

H. in der Erwägung, dass Ngwe Soe Lin am 28. Januar 2010 zu 13 Jahren Haft verurteilt wurde, weil er für die ausländische Nachrichtenagentur Democratic Voice of Burma tätig war, und Hla Hla Win am 30. Dezember 2009 aufgrund vergleichbarer Anschuldigungen zu 27 Jahren Haft verurteilt wurde;
H. overwegende dat op 28 januari ll. Ngwe Soe Lin tot 13 jaar gevangenisstraf veroordeeld is wegens zijn medewerking aan het buitenlands nieuwsagentschap Voice of Burma, terwijl op 30 december vorig jaar Hla Hla Win op gelijkaardige beschuldigingen tot 27 jaar gevangenis veroordeeld is,

2. Verstösst Artikel 5 Absatz 2 des Strafgesetzbuches, so wie er durch das Gesetz vom 4. Mai 1999 zur Einführung der strafrechtlichen Verantwortlichkeit von juristischen Personen wieder aufgenommen wurde, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und den Artikeln 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung, indem er im Falle nicht vorsätzlicher Straftaten (oder: im Falle nicht vorsätzlicher Straftaten bei Anschuldigungen, die auf einer gesetzlichen Strafandrohung beruhen) vom Prinzip der alleinigen strafrechtlichen Verantwortlichkeit der natürlichen oder juristischen Person ausgeht, die die schwerste Verfehlung begangen hat, ohne dass allerdings bestimmt wird, was dieser Begriff beinhaltet, der dem freien Ermessen des Strafrichters überlassen wird, während jeder vor einem Strafgericht verfolgte Angeschuldigte oder Angeklagte aufgrund strafrechtlicher Normen verurteilt wird, die so genau sein müssen, dass ihre Anwendung vorhersehbar ist und die mit ausreichender Rechtssicherheit festgestellt werden können?
2. Schendt artikel 5, tweede lid, van het Strafwetboek, zoals hersteld bij de wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, doordat het in de gevallen van onopzettelijke misdrijven (of : in de gevallen van onopzettelijke misdrijven voor tenlasteleggingen met wettelijke incriminatie) uitgaat van het beginsel van de enige strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de zwaarste fout heeft begaan, zonder echter te preciseren wat onder dat begrip, waarvan de interpretatie aan de strafrechter wordt overgelaten, moet worden verstaan, terwijl iedere beklaagde of beschuldigde die voor de strafrechter wordt vervolgd, wordt berecht ten aanzien van strafrechtelijke normen die dermate precies moeten zijn dat zij voorspelbaar zijn wat de toepassing ervan betreft en dat zij met voldoende rechtszekerheid kunnen worden vastgesteld ?

2. Verstösst Artikel 5 Absatz 2 des Strafgesetzbuches, so wie er durch das Gesetz vom 4. Mai 1999 zur Einführung der strafrechtlichen Verantwortlichkeit von juristischen Personen wieder in Kraft gesetzt wurde, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und den Artikeln 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung, indem er im Falle nicht vorsätzlicher Straftaten (oder: im Falle nicht vorsätzlicher Straftaten bei Anschuldigungen, die auf einer gesetzlichen Strafandrohung beruhen) vom Prinzip der alleinigen strafrechtlichen Verantwortlichkeit der natürlichen oder juristischen Person ausgeht, die die schwerste Verfehlung begangen hat, ohne dass allerdings bestimmt wird, was dieser Begriff beinhaltet, der dem freien Ermessen des Strafrichters überlassen wird, während jeder vor einem Strafgericht verfolgte Angeschuldigte oder Angeklagte aufgrund strafrechtlicher Normen verurteilt wird, die so genau sein müssen, dass ihre Anwendung vorhersehbar ist und die mit ausreichender Rechtssicherheit festgestellt werden können?
2. Schendt artikel 5, tweede lid, van het Strafwetboek, zoals hersteld bij de wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, doordat het in de gevallen van onopzettelijke misdrijven (of : in de gevallen van onopzettelijke misdrijven voor tenlasteleggingen met wettelijke incriminatie) uitgaat van het beginsel van de enige strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de zwaarste fout heeft begaan, zonder echter te preciseren wat onder dat begrip, waarvan de interpretatie aan de strafrechter wordt overgelaten, moet worden verstaan, terwijl iedere beklaagde of beschuldigde die voor de strafrechter wordt vervolgd, wordt berecht ten aanzien van strafrechtelijke normen die dermate precies moeten zijn dat zij voorspelbaar zijn wat de toepassing ervan betreft en dat zij met voldoende rechtszekerheid kunnen worden vastgesteld ?