Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "2270 des zivilgesetzbuches vorgesehene frist " (Duits → Nederlands) :

Der Kassationshof ist ebenfalls der Auffassung, dass die in den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist eine « fatale Frist » sei, die weder ausgesetzt noch unterbrochen werden könne (Kass., 22. Dezember 2006, Arr. Cass., 2006, Nr. 670).

Het Hof van Cassatie is eveneens van oordeel dat de in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn een « fatale termijn » is die niet geschorst noch gestuit kan worden (Cass., 22 december 2006, Arr. Cass., 2006, nr. 670).


Im Gegensatz zur Klage eines Bauherrn, der mit einem Mangel konfrontiert ist, der die Festigkeit des Gebäudes nicht gefährdet, sei es ein sichtbarer Mangel, für den bei der Abnahme eine Bemerkung geäußert worden ist, oder ein verborgener Mangel, auf den die zehnjährige Ausschlussfrist im Sinne von Artikel 2262bis § 1 des Zivilgesetzbuches Anwendung findet, wobei diese Frist unterbrochen oder ausgesetzt werden kann, findet auf die Klage eines Bauherrn, der mit einem ernstha ...[+++]

In tegenstelling tot de vordering van de opdrachtgever van bouwwerken die geconfronteerd wordt met een gebrek dat de stevigheid van het gebouw niet in gevaar brengt, zij het een zichtbaar gebrek waarvoor bij de oplevering voorbehoud werd gemaakt, dan wel een verborgen gebrek, waarop de verjaringstermijn van tien jaar, bepaald in artikel 2262bis, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing is, termijn die kan worden gestuit of geschorst, is op de vordering van de opdrachtgever die geconfronteerd wordt met een ernstig gebrek dat de stevigheid van het gebouw in gevaar brengt, de vervaltermijn van tien jaar, bepaald in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk ...[+++]


In der Auslegung des vorlegenden Richters sei in den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches eine vom allgemeinen Recht abweichende zehnjährige Ausschlussfrist für die Klage des Bauherrn, der mit einem ernsthaften Mangel konfrontiert sei, der die Festigkeit des Gebäudes gefährde, vorgesehen.

In de interpretatie van de verwijzende rechter voorzien de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek in een van het gemeen recht afwijkende, tienjarige vervaltermijn voor de rechtsvordering van de opdrachtgever van bouwwerken die geconfronteerd wordt met een ernstig gebrek dat de stevigheid van het gebouw in gevaar brengt.


Der Hof begrenzt die Prüfung der Frist für die Vateranfechtungsklage, die in Artikel 318 § 2 des Zivilgesetzbuches vorgesehen ist, auf diesen Fall.

Het Hof zal het onderzoek van de bij artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven termijn betreffende de vordering tot betwisting van vaderschap tot die hypothese beperken.


Der Hof begrenzt die Prüfung der Frist für die Vateranfechtungsklage, die in Artikel 318 § 2 des Zivilgesetzbuches vorgesehen ist, auf diesen Fall.

Het Hof zal het onderzoek van de bij artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven termijn betreffende de vordering tot betwisting van vaderschap tot die hypothese beperken.


In Artikel 16 des Gesetzes vom 1. Juli 2006 zur Abänderung der Bestimmungen des Zivilgesetzbuches mit Bezug auf die Feststellung der Abstammung und deren Wirkungen wurden für die Anfechtung einer väterlichen Anerkennung kurze Ausschlussfristen und eine begrenzte Anzahl Anspruchsberechtigter vorgesehen, während alle Interessehabenden unter der Geltung der früheren Regelung über eine Frist von dreißig Jahren verfügten, die ab der Er ...[+++]

Artikel 16 van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan heeft voor de betwisting van een vaderlijke erkenning in korte vervaltermijnen en in een beperkt aantal titularissen voorzien, terwijl alle belanghebbenden onder de vroegere regeling beschikten over een termijn van dertig jaar die liep vanaf het opmaken van de erkenningsakte.


« Verstösst die kombinierte Anwendung des neuen Artikels 301 § 4 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches und des Artikels 42 § 5 Absätze 1 und 2 des Gesetzes vom 27. April 2007 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie dazu führt, dass die in Artikel 301 § 4 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist am Datum des Inkrafttretens des Gesetzes, das heisst am 1. September 2007, einsetz ...[+++]

« Schendt de gecombineerde toepassing van het nieuwe artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 42, § 5, eerste en tweede lid, van de wet van 27 april 2007 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij tot gevolg heeft dat de in artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn een aanvang neemt op de datum van de inwerkingtreding van de wet, namelijk op 1 september 2007, voor de uitkeringen tot levensonderhoud die zijn vastgesteld bij een vonnis dat aan die inwerkingtreding voorafgaat, terwijl de termijn voor de vóór die datum aangevraagde maar niet vastgestelde uitkeringen to ...[+++]


Diesbezüglich weicht die fragliche Bestimmung erheblich von der Regelung ab, die Gegenstand des Urteils Nr. 25/2003 vom 12. Februar 2003 war, da darin keinerlei Bestimmung im Zusammenhang mit der Verjährung der Rückzahlung von unrechtmässig geleisteten Auszahlungen vorgesehen war, so dass die in Artikel 2262bis § 1 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist von zehn Jahren darauf nicht Anwendung fand.

In dit opzicht wijkt de in het geding zijnde bepaling wezenlijk af van de regeling die het voorwerp uitmaakte van het arrest nr. 25/2003 van 12 februari 2003, nu daarin in geen enkele bepaling in verband met de verjaring van de terugvordering van onterecht geïnde uitkeringen was voorzien, zodat de termijn van tien jaar bedoeld in artikel 2262bis, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek daarop van toepassing was.


Auch wenn in dem obengenannten Gesetz, und zwar in seinem Kapitel V, keine spezifische Verjährungsfrist für die Beanstandungen bezüglich Artikel 73 vorgesehen ist, muss doch vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass der Gesetzgeber diese Beanstandungen nicht als unverjährbar einordnen wollte und dass diesbezüglich somit die gemeinrechtliche Frist anwendbar war, nämlich die in Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist ...[+++]

Al heeft de voormelde wet, in hoofdstuk V ervan, geen specifieke verjaringstermijn bepaald voor de betwistingen betreffende artikel 73, toch dient redelijkerwijs te worden aangenomen dat de wetgever die betwistingen niet onverjaarbaar heeft willen maken en dat bijgevolg de termijn van het gemeen recht, namelijk die van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ter zake van toepassing was.


Auch wenn in dem obengenannten Gesetz, und zwar in seinem Kapitel V, keine spezifische Verjährungsfrist für die Beanstandungen bezüglich Artikel 73 vorgesehen ist, muss doch vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass der Gesetzgeber diese Beanstandungen nicht als unverjährbar einordnen wollte und dass somit die gemeinrechtliche Frist im vorliegenden Fall anwendbar ist, nämlich die in Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist ...[+++]

Al heeft de voormelde wet, in hoofdstuk V ervan, geen specifieke verjaringstermijn bepaald voor de betwistingen betreffende artikel 73, dient redelijkerwijze te worden aangenomen dat de wetgever die betwistingen niet onverjaarbaar heeft willen maken en dat bijgevolg de termijn van het gemeen recht te dezen van toepassing is, namelijk die van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek.




datacenter (6): www.wordscope.be (v4.0.br)

'2270 des zivilgesetzbuches vorgesehene frist' ->

Date index: 2024-10-24
w