Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "zivilgesetzbuches vorgesehene frist " (Duits → Nederlands) :

Der Kassationshof ist ebenfalls der Auffassung, dass die in den Artikeln 1792 und 2270 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist eine « fatale Frist » sei, die weder ausgesetzt noch unterbrochen werden könne (Kass., 22. Dezember 2006, Arr. Cass., 2006, Nr. 670).

Het Hof van Cassatie is eveneens van oordeel dat de in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn een « fatale termijn » is die niet geschorst noch gestuit kan worden (Cass., 22 december 2006, Arr. Cass., 2006, nr. 670).


Der Hof begrenzt die Prüfung der Frist für die Vateranfechtungsklage, die in Artikel 318 § 2 des Zivilgesetzbuches vorgesehen ist, auf diesen Fall.

Het Hof zal het onderzoek van de bij artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven termijn betreffende de vordering tot betwisting van vaderschap tot die hypothese beperken.


Der Hof begrenzt die Prüfung der Frist für die Vateranfechtungsklage, die in Artikel 318 § 2 des Zivilgesetzbuches vorgesehen ist, auf diesen Fall.

Het Hof zal het onderzoek van de bij artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven termijn betreffende de vordering tot betwisting van vaderschap tot die hypothese beperken.


In Artikel 16 des Gesetzes vom 1. Juli 2006 zur Abänderung der Bestimmungen des Zivilgesetzbuches mit Bezug auf die Feststellung der Abstammung und deren Wirkungen wurden für die Anfechtung einer väterlichen Anerkennung kurze Ausschlussfristen und eine begrenzte Anzahl Anspruchsberechtigter vorgesehen, während alle Interessehabenden unter der Geltung der früheren Regelung über eine Frist von dreißig Jahren verfügten, die ab der Er ...[+++]

Artikel 16 van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan heeft voor de betwisting van een vaderlijke erkenning in korte vervaltermijnen en in een beperkt aantal titularissen voorzien, terwijl alle belanghebbenden onder de vroegere regeling beschikten over een termijn van dertig jaar die liep vanaf het opmaken van de erkenningsakte.


« Verstösst die kombinierte Anwendung des neuen Artikels 301 § 4 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches und des Artikels 42 § 5 Absätze 1 und 2 des Gesetzes vom 27. April 2007 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie dazu führt, dass die in Artikel 301 § 4 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist am Datum des Inkrafttretens des Gesetzes, das heisst am 1. September 2007, einsetzt, was den Unterhalt betrifft, der in einem diesem Inkrafttreten vorangehenden Urteil festgesetzt wurde, während die Frist für den vor diesem Datum beantragten, aber noch nicht festgesetzten Unterhalt am Datum der Auflösung der Ehe einsetzen könnte?

« Schendt de gecombineerde toepassing van het nieuwe artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 42, § 5, eerste en tweede lid, van de wet van 27 april 2007 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij tot gevolg heeft dat de in artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn een aanvang neemt op de datum van de inwerkingtreding van de wet, namelijk op 1 september 2007, voor de uitkeringen tot levensonderhoud die zijn vastgesteld bij een vonnis dat aan die inwerkingtreding voorafgaat, terwijl de termijn voor de vóór die datum aangevraagde maar niet vastgestelde uitkeringen to ...[+++]


1. « Verstösst Artikel 32 des Gesetzes vom 30. Dezember 1970 über den Wirtschaftsaufschwung gegen Artikel 16 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung und mit dem ersten Zusatzprotokoll zur Europäischen Menschenrechtskonvention bezüglich des Eigentumsschutzes, insofern sich die Anwendung der Rückkaufsklausel über die in Artikel 1660 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist hinaus erstreckt?

1. « Schendt artikel 32 van de Expansiewet van 30 december 1970 het artikel 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met artikel 10 en 11 van de Grondwet, het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM inzake eigendomsbescherming in zoverre dat de toepassing van het beding van wederinkoop zich uitstrekt voorbij de termijn vervat in artikel 1660 B.W. ?


Diesbezüglich weicht die fragliche Bestimmung erheblich von der Regelung ab, die Gegenstand des Urteils Nr. 25/2003 vom 12. Februar 2003 war, da darin keinerlei Bestimmung im Zusammenhang mit der Verjährung der Rückzahlung von unrechtmässig geleisteten Auszahlungen vorgesehen war, so dass die in Artikel 2262bis § 1 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist von zehn Jahren darauf nicht Anwendung fand.

In dit opzicht wijkt de in het geding zijnde bepaling wezenlijk af van de regeling die het voorwerp uitmaakte van het arrest nr. 25/2003 van 12 februari 2003, nu daarin in geen enkele bepaling in verband met de verjaring van de terugvordering van onterecht geïnde uitkeringen was voorzien, zodat de termijn van tien jaar bedoeld in artikel 2262bis, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek daarop van toepassing was.


Auch wenn in dem obengenannten Gesetz, und zwar in seinem Kapitel V, keine spezifische Verjährungsfrist für die Beanstandungen bezüglich Artikel 73 vorgesehen ist, muss doch vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass der Gesetzgeber diese Beanstandungen nicht als unverjährbar einordnen wollte und dass diesbezüglich somit die gemeinrechtliche Frist anwendbar war, nämlich die in Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist.

Al heeft de voormelde wet, in hoofdstuk V ervan, geen specifieke verjaringstermijn bepaald voor de betwistingen betreffende artikel 73, toch dient redelijkerwijs te worden aangenomen dat de wetgever die betwistingen niet onverjaarbaar heeft willen maken en dat bijgevolg de termijn van het gemeen recht, namelijk die van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, ter zake van toepassing was.


Auch wenn in dem obengenannten Gesetz, und zwar in seinem Kapitel V, keine spezifische Verjährungsfrist für die Beanstandungen bezüglich Artikel 73 vorgesehen ist, muss doch vernünftigerweise davon ausgegangen werden, dass der Gesetzgeber diese Beanstandungen nicht als unverjährbar einordnen wollte und dass somit die gemeinrechtliche Frist im vorliegenden Fall anwendbar ist, nämlich die in Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches vorgesehene Frist.

Al heeft de voormelde wet, in hoofdstuk V ervan, geen specifieke verjaringstermijn bepaald voor de betwistingen betreffende artikel 73, dient redelijkerwijze te worden aangenomen dat de wetgever die betwistingen niet onverjaarbaar heeft willen maken en dat bijgevolg de termijn van het gemeen recht te dezen van toepassing is, namelijk die van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek.




datacenter (6): www.wordscope.be (v4.0.br)

'zivilgesetzbuches vorgesehene frist' ->

Date index: 2021-12-13
w