Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van " klagenden partei somit unzulässig " (Duits → Nederlands) :

Insofern sie sich auf Artikel 15 des angefochtenen Gesetzes beziehen, sind der zweite und der dritte Klagegrund der klagenden Partei somit unzulässig.

In zoverre zij betrekking hebben op artikel 15 van de bestreden wet zijn het tweede en het derde middel van de verzoekende partij derhalve niet ontvankelijk.


Die von der klagenden Partei im Erwiderungsschriftsatz beantragte Erweiterung der Klage auf eine nicht in der Klageschrift angefochtene Bestimmung ist unzulässig.

De door de verzoekende partij in de memorie van antwoord gevraagde uitbreiding van het beroep tot een bepaling die in het verzoekschrift niet wordt bestreden, is niet ontvankelijk.


Durch die angefochtene Bestimmung wird somit ein Behandlungsunterschied eingeführt, der den Vereinigungszweck der klagenden Partei und das kollektive Interesse, das sie verteidigt, beeinträchtigen kann.

De bestreden bepaling creëert aldus een verschil in behandeling dat het maatschappelijk doel van de verzoekende partij en het collectief belang dat zij verdedigt, kan raken.


Die klagenden Parteien führen an, dass die bestehenden Weisen der Zustellung zwar beibehalten würden, dass jedoch die ladende Partei oder deren Gerichtsvollzieher die Form der Zustellung wähle und somit die elektronische Zustellung ohne das Einverständnis der geladenen Person auferlegen könne.

De verzoekende partijen voeren aan dat de bestaande manieren van betekening weliswaar worden behouden, maar dat de dagvaardende partij of diens gerechtsdeurwaarder de vorm van betekening kiest en aldus de elektronische betekening kan opleggen zonder instemming van de gedagvaarde persoon.


Aus der beschränkten Prüfung der Zulässigkeit der Nichtigkeitsklage, die der Gerichtshof im Rahmen der Klage auf einstweilige Aufhebung hat durchführen können, geht im derzeitigen Stand des Verfahrens nicht hervor, dass die Nichtigkeitsklage - und somit ebenfalls die Klage auf einstweilige Aufhebung - als unzulässig zu betrachten wäre, insofern sie sich für die vier klagenden Parteien auf Artikel 13 des angefoc ...[+++]

Uit het beperkte onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging waartoe het Hof in het kader van de vordering tot schorsing is kunnen overgaan, blijkt, in het huidige stadium van de procedure, niet dat het beroep tot vernietiging - en derhalve eveneens de vordering tot schorsing - niet-ontvankelijk moet worden geacht in zoverre het artikel 13 van het bestreden decreet beoogt, voor de vier verzoekende partijen, en artikel 17 van het bestreden decreet, voor de vierde verzoekende partij.


Der Ministerrat führt an, dass die Klage auf Nichtigerklärung und somit die Klage auf einstweilige Aufhebung unzulässig seien wegen mangelnden Interesses, da das SIC nicht nachweise, dass seine wesentlichen Vorrechte der Gewerkschaftsfreiheit verletzt würden und die anderen klagenden Parteien nur ein indirektes Interesse nachwiesen.

De Ministerraad voert aan dat het beroep tot vernietiging en dus de vordering tot schorsing onontvankelijk zijn wegens ontstentenis van belang, aangezien de OVS niet aantoont dat hij in essentiële prerogatieven van de vakbondsvrijheid wordt geraakt en aangezien de andere verzoekende partijen enkel blijk geven van een onrechtstreeks belang.


Der materielle Irrtum der klagenden Partei rechtfertigt es nicht, dass der Klagegrund als unzulässig angesehen wird, wie der Ministerrat es in der Hauptsache anführt, da dieser in seiner hilfsweise angeführten Argumentation nachweist, dass er den Klagegrund so hat verstehen können, dass er sich auf Artikel 24 Nr. 12 des angefochtenen Gesetzes bezieht.

De materiële vergissing van de verzoekende partij verantwoordt niet dat het middel onontvankelijk wordt geacht zoals de Ministerraad in hoofdorde aanvoert, aangezien die in zijn in ondergeschikte orde voorgestelde argumentatie aantoont dat hij het middel in die zin heeft kunnen begrijpen dat het betrekking heeft op artikel 24, 12°, van de bestreden wet.


Der Auditor beim verweisenden Rechtsprechungsorgan bemerkt in seinem Bericht, den er in Anwendung von Artikel 14bis § 1 des Erlasses des Regenten vom 23. August 1948 zur Regelung des Verfahrens vor der Verwaltungsabteilung des Staatsrats erstellte, der Gegenerwiderungsschriftsatz der klagenden Partei sei nicht innerhalb der vorgeschriebenen Frist von sechzig Tagen eingereicht worden und die Klage müsse deshalb aufgrund von Artikel 21 Absatz 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat in Ermangelung des erforderlichen Interesses der klagenden Partei für unzulässig ...[+++]

De auditeur bij het verwijzende rechtscollege doet in zijn verslag met toepassing van artikel 14bis, § 1, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State opmerken dat de memorie van wederantwoord van de verzoekende partij niet binnen de voorgeschreven termijn van zestig dagen is ingediend en dat derhalve, op grond van artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van het vereiste belang van de verzoekende partij.


Artikel 25 füge der ersten klagenden Partei somit einen Nachteil zu.

Artikel 25 berokkent de eerste verzoekende partij dan ook een nadeel.


Umgekehrt erhebe sich die Frage, ob Artikel 21 Absatz 2 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich betrachtet und in Verbindung mit den Artikeln 13 und 160 der Verfassung und mit Artikel 6.1 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstosse, indem ein Behandlungsunterschied zwischen gleichen Kategorien von Personen eingeführt werde, und zwar einerseits der klagenden Partei, die fristgerecht einen bloss formellen Schriftsatz einreiche, mit dem Hinweis darauf, dass sie ihrer Klage nichts mehr hinzuzufügen habe, weil die Gegenpartei keinen Erwiderungsschriftsatz eingereicht ...[+++]

Omgekeerd rijst de vraag of artikel 21, tweede lid, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, op zichzelf genomen en gelezen in samenhang met de artikelen 13 en 160 van de Grondwet en artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, schendt, doordat een onderscheid in behandeling wordt ingevoerd tussen gelijke categorieën van personen, namelijk, enerzijds, de verzoekende partij die tijdig een louter formele memorie indient, stellende dat zij niets meer toe te voegen heeft aan haar verzoekschrift, omdat de tegenpartij geen memorie van antwoord heeft ingediend, en alzo haar procesbelang behoudt en, anderzijds, de verzoekende ...[+++]


w