2. Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is : hoe zou de geachte staatssecretaris in dat geval zijn steun aan een dergelijke praktijk van de OCMW's kunnen verzoenen met de bepaling van artikel 11bis van het koninklijk besluit van 9 mei 1984, die het niet heeft over de verplichting maar slechts over de mogelijkheid om de schoondochter of de zwager van de rechthebbende aan te spreken en dit slechts als hun echtgenoot/echtgenote niet solvabel is ?
2. Dans l'affirmative, comme l'honorable secrétaire d'État pourrait-il concilier alors son soutien à une telle pratique dans le chef des CPAS avec la disposition déposée dans l'article 11bis de l'arrêté royal du 9 mai 1984, en ce qu'elle n'envisage non pas l'obligation mais seulement la possibilité de mettre en cause la belle-fille ou le gendre du bénéficiaire et uniquement si leur conjoint est insolvable ?