Art. 4. § 1. Om het al dan niet voorkomen van besmetting door bepaalde zoönoseverwekkers te controleren overeenkomstig art. 6, § 5, punt 2° van hogergenoemd besluit doet de verantwoordelijke een monsterneming en een laboratoriumonderzoek verrichten per productieronde van het te slachten pluimvee, maximaal 14 dagen vóór de voorziene slachtdatum.
Art. 4. § 1. Afin de contrôler la présence ou l'absence de certains agents zoonotiques conformément à l'article 6, § 5, point 2° de l'arrêté précité, le responsable fait effectuer un échantillonnage et un examen de laboratoire par bande de production des volailles à abattre, au maximum 14 jours avant la date d'abattage prévue.