Zowel uit de tekst zelf van de wet van 26 juni 1990 als uit de parlementaire voorbereiding ervan, blijkt dat de wetgever aan de geestesziekte een doorslaggevend karakter heeft willen toekennen om het aannemen van maatregelen die in het kader van een therapeutische logica passen, te verantwoorden (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 733-2, p. 9).
Tant le texte de la loi du 26 juin 1990 lui-même que les travaux préparatoires font ressortir que le législateur a entendu conférer à la maladie mentale un caractère prépondérant pour justifier l'adoption de mesures qui s'inscrivent dans une logique thérapeutique (Doc. parl., Sénat, 1988-1989, n° 733-2, p. 9).