De verzoeker merkt tevens op dat de Belgische en internationale openbare orde zich verzet tegen de artikelen 6 en 8 van de wet van 4 juli 2001, nu blijkt dat dit wetgevend optreden indruist tegen het recht om argumenten van openbare orde « in elke stand van het geding », zelfs voor het eerst voor het Hof van Cassatie, aan te voeren, in zoverre die argumentatie van openbare orde vervat zou liggen in nietige stukken.
Le requérant observe aussi que l'ordre public belge et international s'oppose aux articles 6 et 8 de la loi du 4 juillet 2001, dès lors qu'il s'avère que cette intervention législative est contraire au droit d'invoquer des arguments d'ordre public « à chaque stade de la procédure », même pour la première fois devant la Cour de cassation, dans la mesure où cette argumentation d'ordre public serait fondée sur des pièces entachées de nullité.