In de parlementaire voorbereiding van de wet van 25 april 1896 staat onder meer te lezen dat wanneer de veroordeelde zijn misstap heeft goedgemaakt door het uitzitten van zijn straf en door inkeer, het herstel in eer en rechten een nieuw begin inluidt en zoveel als mogelijk de spons haalt over zijn veroordeling (...).
Les travaux préparatoires de la loi du 25 avril 1896 stipulent entre autres que « lorsque le condamné a réparé sa faute par l'expiation et le repentir, la réhabilitation proclame sa régénération et fait, dans la mesure du possible, l'oubli sur la condamnation (...).