Binnenwateren: de wateren gelegen aan de landzijde van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten, in het geval van waterlopen zich uitstrekkende tot de zoetwatergrens (de plaats in een waterloop waar bij laagwater en in tijden van geringe afvloeiing van zoet water het zoutgehalte merkbaar stijgt ten gevolge van de aanwezigheid van zeewater).
Les eaux intérieures: les eaux du côté terrestre à partir desquelles est mesurée la largeur de la mer territoriale (s’étendant dans le cas des cours d’eau jusqu’à la limite de l’eau douce (le lieu dans un cours d’eau où, à marée basse et en période de faible débit d’eau douce, il y a une sensible augmentation de la salinité due à la présence de l’eau de mer)).