Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat de kapitaalvermindering, enerzijds, en de verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap in vereffening, anderzijds, verrichtingen zijn die voldoend
e verschillend zijn zodat de wetgever, zonder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te schenden, heeft kunnen beslissen dat het volgestorte kapitaal van een venno
otschap die uit een splitsing is voortgekomen, op verschillende wijze kon worden vastges
teld naargelang men zich bevindt i ...[+++]n de hypothese van een kapitaalvermindering van die vennootschap of in die van de verdeling van het maatschappelijk vermogen na de vereffening van diezelfde vennootschap.
Il résulte de ce qui précède que la réduction de capital, d'une part, et le partage de l'avoir social d'une société en liquidation, d'autre part, sont des opérations suffisamment différentes pour que le législateur ait pu décider, sans violer les articles 10 et 11 de la Constitution, que la détermination du capital libéré d'une société issue d'une scission pouvait se faire différemment, selon que l'on se trouve dans l'hypothèse d'une réduction de capital de cette société ou dans celle du partage de l'avoir social après la liquidation de la même société.