B. overwegende dat discriminatie en haatdelicten – d.w.z. geweld en delicten op grond van racisme, vreemdelingenhaat, zigeunerhaat, godsdienstige onverdraagzaamheid, de seksuele gerichtheid van een persoon, genderidentiteit of het behoren tot een minderheidsgroep, op grond van de in het Handvest van de grondrechten niet exhaustief opgesomde redenen – in de EU toenemen, hoewel alle lidstaten het verbod op discriminatie in hun rechtsstelsels hebben ingevoerd om gelijkheid voor iedereen te bevorderen;
B. considérant que les discriminations et les crimes haineux (violences et crimes motivés par le racisme, la xénophobie, le racisme à l'égard des Roms, l'intolérance religieuse, l'orientation sexuelle d'une personne, l'identité sexuelle ou l'appartenance à une minorité, pour les motifs non exhaustifs énoncés dans la Charte des droits fondamentaux) sont en progression dans l'Union européenne, bien que l'ensemble des États membres aient inscrit l'interdiction des discriminations dans leurs ordres juridiques afin de promouvoir l'égalité pour tous;