Daaruit volgt dat artikel 6, § 1, 4°, van het decreet van 20 april 2012 geen bepaling is die het gebruik van de talen regelt in de zin van artikel 129 van de Grondwet en dat de decreetgever bevoegd was om die bepaling aan te nemen aangezien het nauwe verband van die bepaling met de bevoegdheid van de gemeenschappen inzake kinderopvang blijkt uit de in B.3.4 vermelde doelstellingen.
Il en résulte que l'article 6, § 1 , 4°, du décret du 20 avril 2012 n'est pas une disposition réglant l'emploi des langues au sens de l'article 129 de la Constitution et que le législateur décrétal était compétent pour l'adopter, le lien étroit de cette disposition avec la compétence des communautés en matière d'accueil de la petite enfance ressortant des objectifs mentionnés en B.3.4.