De verwijzende rechter vraagt die situatie te vergelijken met die waarbij hoger beroep wordt ingesteld tegen de beschikking van de raadkamer tot regeling van de burgerlijke belangen, wat dient te gebeuren binnen dezelfde termijn als hoger beroep in correctionele zaken (artikel 6, vierde lid, van de wet van 29 juni 1964), zijnde vijftien dagen.
Le juge a quo demande de comparer cette situation à celle dans laquelle un appel est interjeté contre l'ordonnance de la chambre du conseil réglant les intérêts civils, ce qui doit se faire dans le même délai que l'appel en matière correctionnelle (article 6, alinéa 4, de la loi du 29 juin 1964), c'est-à-dire 15 jours.