Uit het voorgaande volgt dat de mogelijkheid voor de Staten om de hulpverlening waarin is voorzien ten gunste van de personen die subsidiaire bescherming genieten, te beperken tot de meest fundamentele prestaties, niet zo ver gaat dat zij hun toelaat in geen enkele hulpverlening aan ouders te voorzien wanneer, zoals te dezen, bij de nationale wetgeving in een dergelijke hulpverlening is voorzien.
Il résulte de ce qui précède que la possibilité, pour les Etats, de limiter aux prestations essentielles l'aide prévue en faveur des personnes bénéficiant de la protection subsidiaire ne va pas jusqu'à leur permettre de ne prévoir aucune aide parentale lorsqu'une telle aide est, comme en l'espèce, prévue par la législation nationale.