Art. 14. § 1. Als op de datum van de bevalling of tussen deze datum en het einde van de moederschapsrust de moeder van het kind overlijdt, in het ziekenhuis wordt opgenomen of opnieuw in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de vader van het kind of, bij gebrek, de persoon met wie de moeder samenleeft, op zijn aanvraag een vaderschapsverlof met het oog op de opvang van het kind.
Art. 14. § 1. Lorsqu'à la date de l'accouchement ou, entre cette date et la date de fin du congé de maternité, la mère de l'enfant décède, est hospitalisée ou fait l'objet d'une ré-hospitalisation, le père de l'enfant ou, à défaut, la personne avec laquelle la mère vit en couple, obtient, à sa demande, un congé de paternité en vue d'assurer l'accueil de l'enfant.