Om d
ie redenen, het Hof zegt voor recht : De woorden « en het vereischte bedrag niet in zijn bezit heeft om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken » in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 « tot
vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden », vóór de opheffing ervan bij artikel 124, 1°, van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, schenden de artikelen 10 en 11 van d
...[+++]e Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.Par ces motifs, la Cour dit pour droit : Les mots « et n'est
pas détenteur de la somme nécessaire pour couvrir les frais de l'acte d'huissier », q
ui étaient contenus dans l'article 2 de l'arrêté royal n° 236 du 20 janvier 1936 « simplifiant certaines formes de la procédure pénale à l'égard des détenus » avant leur abrogation par l'article 124, 1°, de la loi du 5 février 2016 modifiant le droit pénal et la procédure pénale et portant des dispositions diverses en matière de justice, violent les articles 10 et 11 de la Constitution, lus
...[+++]en combinaison avec les articles 6 et 13 de la Convention européenne des droits de l'homme.