Artikel 16 omschrijft drie categorieën van personen aan wie interventieprogramma's of -maatregelen moeten kunnen worden voorgesteld : personen die strafrechtelijk worden vervolgd wegens een van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten; personen die veroordeeld zijn wegens het plegen van een van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten; kinderen (personen jonger dan achttien jaar) die een zedendelict hebben gepleegd.
L'article 16 identifie trois catégories de personnes auxquelles des programmes ou des mesures d'intervention doivent pouvoir être proposés: les personnes poursuivies pour l'une des infractions établies conformément à la Convention; les personnes condamnées pour l'une des infractions établies conformément à la Convention; les enfants (personnes âgées de moins de dix-huit ans) auteurs d'une infraction à caractère sexuel.