In de zaak Blanka Soukupová[12] oordeelde het Hof dat de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, als vastgelegd in artikel 20, artikel 21, lid 1, en artikel 23 van het Handvest, moeten eerbiedigen.
Dans l'affaire Blanka Soukupová[12], la Cour a jugé que lorsqu'ils mettent en œuvre le règlement du Conseil nº 1257/1999 concernant le soutien au développement rural par le Fonds européen d’orientation et de garantie agricole, les États membres sont tenus de respecter les principes d’égalité de traitement et de non-discrimination consacrés à l'article 20, à l'article 21, paragraphe 1) et à l'article 23 de la Charte.
