In het raam van zijn beleidsvrijheid inzake belastingaangelegenheden vermocht de ordonnantiegever te oordelen dat het, bovendien rekening houdend met zijn bevoegdheden inzake huisvesting en teneinde de woongelegenheid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet te ontmoedigen, aangewezen was te voorzien in vrijstellingen van de gewestbelasting voor gebouwen met een voor de woongelegenheid ondersteunende functie, zoals scholen, ziekenhuizen en inrichtingen voor sport en cultuur en kinderopvang, en dergelijke, opgesomd in artikel 4, § 3, van de ordonnantie van 23 juli 1992.
Dans le cadre de sa liberté d'action en matière de compétences fiscales, le législateur ordonnanciel pouvait estimer que, compte tenu, en outre, de ses compétences en matière de logement et afin de ne pas décourager le logement dans la Région de Bruxelles-Capitale, il était souhaitable de prévoir des exonérations de la taxe régionale pour les immeubles ayant des effets positifs pour le logement, tels que les écoles, les hôpitaux et les établissements affectés au sport et à la culture ainsi qu'à l'accueil des enfants, etc., énumérés dans l'article 4, § 3, de l'ordonnance du 23 juillet 1992.
