De woorden « die enkel en alleen het gebruiksrecht heeft van de woning en huisraad zoals bedoeld in artikel 1388 », wijzen er nogmaals op dat er dubbelzinnigheid bestaat omtrent het recht van de langstlevende echtgenoot om het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning diende gedurende een jaar te gebruiken.
Les mots « qui ne possède que l'usufruit de l'habitation et des meubles meublants, visés à l'article 1388 » révèlent une fois encore qu'une ambiguïté existe concernant la nature du droit du conjoint survivant d'utiliser pendant un an l'immeuble affecté au logement principal de la famille.