Rekening houdende met de onder B.5 ver
melde elementen kan immers worden gesteld dat, hoewel hij de individuele handelingen uitgaande van de besturen heeft beoogd, de wetgever van 1991 de handelingen uitgaande van de wetgevende vergaderingen of hun organen ten aanzien van hun personeel niet van de uitdrukkelijke moti
veringsplicht heeft willen uitsluiten, nu die handelingen onder het toepassingsgebied van artikel 14 va
n de gecoördineerde wetten op de Raad van Stat ...[+++]e ressorteren, waarnaar de wetgever precies wilde verwijzen.
En effet, compte tenu des éléments repris en B.5, il peut être considéré que, bien qu'il ait visé les actes individuels qui émanent des autorités administratives, le législateur de 1991 n'a pas entendu exclure de l'obligation de motivation formelle les actes pris par les assemblées législatives ou leurs organes à l'égard de leur personnel, dès lors que ces actes entrent dans le champ d'application de l'article 14 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat auquel le législateur entendait précisément renvoyer.