Art. 3. Bij afwezigheid of verhindering van de gedelegeerde ordonnateur, wijst deze laatste, of bij ontstentenis zijn hiërarchische overste, schriftelijk en voor een welbepaalde periode, een medewerker aan van een lagere categorie dan deze van de afwezige of verhinderde ambtenaar om hem te vervangen.
Art. 3. En cas d'absence ou d'empêchement de l'ordonnateur délégué, ce dernier, ou à défaut son supérieur hiérarchique, désigne, par écrit et pour une période déterminée, un collaborateur d'une catégorie inférieure pour le remplacer.