Art. 11. De Bank kan, na raadpleging van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, een erkende revisor wiens erkenning vervalt, de eretitel van zijn ambt verlenen indien hij gedurende ten minste vijftien jaar eervol revisorale mandaten heeft uitgeoefend bij in België gevestigde ondernemingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3, conform, naargelang van het geval, de bepalingen van de wet van 9 juli 1975, van de wet van 22 maart 1993, van de wet van 6 april 1995, van de wet van 16 februari 2009, van de wet van 21 december 2009 of van het koninklijk besluit van 26 september 2005, alsook van de uitvoeringsbepalingen van die wetteksten.
Art. 11. La Banque peut, après consultation de l'Institut des Réviseurs d'entreprises, accorder le titre honorifique de sa fonction au réviseur agréé dont l'agrément prend fin et qui a exercé avec honneur pendant quinze années au moins des mandats révisoraux auprès d'entreprises visées aux articles 2 et 3 établies en Belgique, conformément, selon le cas, aux dispositions de la loi du 9 juillet 1975, de la loi du 22 mars 1993, de la loi du 6 avril 1995, de la loi du 16 février 2009, de la loi du 21 décembre 2009 ou de l'arrêté royal du 26 septembre 2005, ainsi que de leurs mesures d'exécution.
