11. herhaalt nog eens dat terughoudendheid moet worden betracht bij het beperken van de mogelijkheid voor burgers om van communicatie- en informatietechnologie-instrumenten gebruik te maken en onderstreept dat de lidstaten er te allen tijde naar moeten streven bij het ontwikkelen van tegenmaatregelen tegen cyberaanvallen en –bedreigingen te voorkomen dat de rechten en vrijheden van de burgers in het gedrang komen, en dat zij over passende wetgevingsmiddelen moeten beschikken om onderscheid te maken tussen civiele en militaire cyberincidenten;
11. appelle de nouveau à faire preuve d'une grande prudence dans l'application de restrictions à la capacité des citoyens à faire usage des outils des technologies de l'information et de la communication et souligne que les États membres devraient s'efforcer de ne jamais compromettre les droits et les libertés de leurs citoyens lorsqu'ils élaborent des réponses aux menaces et aux attaques informatiques, et que leur législation devrait permettre d'opérer une distinction entre les incidents informatiques civils et militaires;