Art. 21. Wanneer een, zelfs onder het strafrecht vallende, daad die zijn oorsprong in België vindt de collectieve belangen van cliënten in een andere lidstaat van de Europese Unie schaadt, en, al naar gelang de regels betreffende de toepasselijke wet, hetzij een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van deze wet, hetzij een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van de wet van een lidstaat tot omzetting van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde richtlijnen, kan elke bevoegde instantie van die andere lidstaat aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg vragen het bestaan van die daad vast te stellen en de staking ervan te bevelen.
Art. 21. Lorsqu'un acte, même pénalement réprimé et ayant son origine en Belgique, lèse les intérêts collectifs des clients dans un autre Etat membre de l'Union européenne, et constitue, en fonction des règles relatives à la loi applicable, soit une infraction aux dispositions de la présente loi, soit une infraction à celles de la loi d'un Etat membre transposant les directives mentionnées à l'article 1, alinéa 2, toute entité qualifiée de cet autre Etat membre peut demander au président du tribunal de première instance de constater l'existence et d'ordonner la cessation de cet acte.