Hoewel de Belgische Staat bij de richtlijn 2006/112/EG niet ertoe gehouden was een einde te maken aan de regeling van vrijstelling voor de diensten van advocaten aangezien, bij ontstentenis van invoering van de definitieve regeling, de afwijking waarin is voorzien bij artikel 371 nog steeds van toepassing is, blijkt uit de in B.2.1 aangehaalde parlementaire voorbereiding niettemin dat de wetgever met de bestreden wet het Belgisch recht in overeenstemming heeft willen brengen met het recht van de andere lidstaten van de Unie.
Si l'Etat belge n'était pas tenu par la directive 2006/112/CE de mettre fin au régime d'exonération de la TVA sur les prestations d'avocat puisque la dérogation prévue par l'article 371 est toujours applicable, à défaut d'introduction du régime définitif, il ressort néanmoins des travaux préparatoires cités en B.2.1 que, par la loi attaquée, le législateur a voulu aligner le droit belge sur le droit des autres Etats membres de l'Union.