Art. 29. § 1. Wanneer een cliënt een levensverzekeringscontract afsluit bij een in artikel 2, 4°, van de wet bedoelde verzekeringsonderneming door bemiddeling van een in artikel 2, 22°, van de wet bedoelde verzekeringsbemiddelaar, kan laatstgenoemde tegelijkertijd voor zijn eigen rekening en voor rekening van de verzekeringsonderneming overgaan tot de identificatie en identiteitscontrole van de cliënt.
Art. 29. § 1. Lorsqu'un client souscrit à un contrat d'assurance-vie auprès d'une entreprise d'assurances visées à l'article 2, 4°, de la loi à l'intervention d'un intermédiaire d'assurances visé à l'article 2, 22°, de la loi, l'identification du client et la vérification de son identité peut être opérée par ce dernier simultanément pour son propre compte et pour le compte de l'entreprise d'assurances.