Art. 6. De in artikel 2, a) bedoelde werkgevers overhandigen, tijdens de periode van 1 tot 15 februari volgend op het kalenderjaar, aan de werklieden en werksters die gedurende dat dienstjaar in hun onderneming hebben gewerkt, een kaart van rechthebbende met vermelding van de volledige identiteit en de periode van tewerkstelling alsmede het aantal dagen waarop ze gewerkt hebben.
Art. 6. Les employeurs visés à l'article 2, a) remettent, pendant la période du 1 au 15 février qui suit l'année civile, aux ouvriers et ouvrières qui durant cet exercice ont travaillé dans leur entreprise, une carte d'ayant droit mentionnant l'identité complète et la période de mise au travail ainsi que le nombre de jours pendant lesquels ils ont travaillé.