Het verdrag bepaalt dat op bepaalde rechten ten aanzien van effecten die bij een intermediair worden aangehouden, het recht mag worden toegepast dat tussen de rekeninghouder en de betrokken intermediair is afgesproken, mits dit recht de zogeheten "realiteitstoets" doorstaat, om er zeker van te zijn dat de intermediair wel degelijk effectenactiviteiten in dit rechtsgebied ontplooit, al behoeven deze niet noodzakelijkerwijze met de rekening in kwestie verband te houden.
Conformément à cette convention, la loi applicable à certains droits afférents aux titres détenus auprès d'un intermédiaire est celle dont ont convenu le titulaire du compte et l'intermédiaire concerné, à condition qu'elle satisfasse à un test dit «de réalité» permettant de vérifier que les activités de cet intermédiaire dans le domaine des valeurs mobilières ont un rapport avec la juridiction en question, sinon avec le compte lui-même.
