De prejudiciële vragen strekken in essentie ertoe van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat zij het voormelde hoofdstuk van de wet van 20 juli 1991 wel van toepassing verklaart op elke persoon in een overheidsdienst wiens arbeidsverhouding eenzijdig door de overheid wordt
verbroken, mogelijk wegens zwaarwichtige en zelfs strafbare feiten, doch niet op de persoon die zelf een einde maakt aan zijn arbeidsverhouding in een overheidsdienst teneinde bij een andere werkgever een contractuele betrekking uit te oefenen die vervolgens door die laatste werkgever wordt beëindig
...[+++]d (tweede prejudiciële vraag), zelfs niet indien die overheidsdienst bereid is om, middels de betaling van werkgeversbijdragen, de door het voormelde hoofdstuk van de wet van 20 juli 1991 georganiseerde regeling op hem toepassing te laten vinden (eerste prejudiciële vraag).Les questions préjudicielles tendent en substance à demander à la Cour si la disposition en cause viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'elle déclare que le chapitre précité de la loi du 20 juillet 1991 est applicable à toute personne travaillant dans un service public, dont la relation de travail est rompue de manière unilatérale par l'autori
té publique, éventuellement en raison de faits graves, voire pénalement punissables, alors que cette disposition n'est pas applicable à la personne qui met elle-même un terme à sa relation de travail dans un service public afin d'exercer auprès d'un autre employeur un emploi contrac
...[+++]tuel, auquel il est ensuite mis fin par ce dernier (deuxième question préjudicielle), même si le service public est disposé à permettre, par le paiement de cotisations patronales, l'application à cette personne du régime organisé par le chapitre précité de la loi du 20 juillet 1991 (première question préjudicielle).