Door de wetten van 25 april 2004 werd namelijk in artikel 10, § 3, van de wetten van 19 mei 1994 een tweede lid ingevoegd dat bepaalt dat, met betrekking tot de door de Controlecommissie gedane aangiften, de procureur des Konings voor de uitoefening van de strafvordering in ieder geval over een termijn van dertig dagen beschikt vanaf de ontvangst van de aangifte (Belgisch Staatsblad van 7 mei 2004).
Les lois du 25 avril 2004 ont inséré à l'article 10, § 3, des lois du 19 mai 1994 un alinéa 2 prévoyant qu'en ce qui concerne les dénonciations faites par la Commission de contrôle, le procureur du Roi dispose en toute hypothèse, pour l'exercice de l'action publique, d'un délai de trente jours à compter de la réception de la dénonciation (Moniteur belge du 7 mai 2004).