H. overwegende dat het Verdrag inzake
de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken bepaalt dat alle maatregelen betreffende de "vergaring van bewijs in elektronische vorm" van strafbare
feiten (artikel 14) moeten voorzien in een passende bescherming van de rechten van de mens, en met name de rechten die in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (artikel 8, privéleven) zijn vastgelegd, in overeenstemming moeten zijn met het proportionaliteitsbeginsel en waarborgen moeten omvatten, onder andere ten aanzien van rechterlijk of ander onafhankelijk t
oezicht, d ...[+++]e gronden waarop de bevoegdheid kan worden toegepast en een beperking van de reikwijdte en de duur van deze bevoegdheid of procedure (artikel 15); H. considérant que la convention sur la cybercriminalité prévoit que toutes les mesures destinées "à la collecte des preuves électroniques" de toute infraction pénale (article 14) doivent garantir une protection adéquate des droits fondamentaux de l'homme, notamment ceux visés dans la CEDH (article 8, droit au respect de la vie privée et familiale), respecter le "principe de proportionnalité" et être soumises à des sauvegardes qui incluent, entre autres, une supervision judiciaire ou d'autres formes de supervision indépendan
te, des motifs justifiant l'application ainsi que la limitation du champ d'application et de la durée de la procédu
...[+++]re en question (article 15);